Oorlog is vreselijk voor iedereen behalve de oorlogszoekers en de wapenindustrie. Maar oorlog is een nog grotere ramp voor mensen met een ernstige beperking, zoals Annemarie Haverkamp beschrijft. In de Tweede Wereldoorlog kwam daar nog bij dat volgens de nationaalsocialistische denkwijze Behinderten geen recht van leven hadden.
De Nijmeegse journalist Annemarie Haverkamp en haar man hadden zeventien jaar een ernstig gehandicapt maar blij, lief kind. Ze noemde hem Job in haar wekelijkse column over het leven met een gehandicapt kind. Job is november 2021 overleden, maar nog steeds maakt ze zich zorgen om hem. In haar column in De Gelderlander schrijft ze in maart 2022: „Stel, Poetin zou onze stad aanvallen? We zouden nooit wegkomen met Job. Een kat kun je nog meenemen in een draagmandje, een kind van 17 past nergens in. En voor een rolstoel heb je een vlakke ondergrond nodig, geen bomkraters.”Ze beschrijft dat volgens de Britse krant The Independent Oekraïne 2,7 miljoen mensen telt met een handicap. En dat Inclusion Europe, een belangenorganisatie, meldt dat 261.000 van hen psychische behandeling ondergaan. Maar de Oekraïense dagopvang is grotendeels gesloten, veel apotheken met medicijnen zijn geplunderd en feitelijk alle gehandicaptenzorg is gestopt.
Haverkamp vervolgt: „Oekraïense moeders van Jobs zijn na twee weken oorlog al totaal uitgeput. Ze voelen zich in de steek gelaten vanwege het gebrek aan vervoer voor hun kwetsbare kinderen. In gedachten zie ik Job verkleumen. Wat moet hij eten onderweg? We houden hem al jaren in leven met medicinale drinkvoeding vol calorieën en eiwitten. Zonder die flesjes is hij reddeloos verloren. Hij eet niks en kent geen hongergevoel. We zouden misschien blijven. Tot de voorraad drinkvoeding opraakt en we geen luiers meer hebben. Tot we worden beschoten. In donkere tijden is het een geruststelling dat Job niets meer kan overkomen.”
Lebensunwert
In 1939 begonnen nationaalsocialistische wetenschappers en artsen met het systematisch vergassen van gehandicapten en chronisch zieken. Aanvankelijk gebeurde dit alleen in de oostelijke delen van het land en in het bezette Polen, maar al snel werd een zestal instellingen verspreid over Duitsland met een gaskamer uitgerust. De familie kreeg een brief thuisgestuurd waarin stond dat hun zoon of dochter helaas aan tbc of een andere ziekte was overleden. Het programma droeg de codenaam Aktion T4, naar het adres van de villa van waaruit het euthanasieprogramma werd gecoördineerd, Tiergartenstrasse 4 in Berlijn. Er zijn zo’n 71.000 mensen op deze wijze vermoord. Na protesten vanuit de rooms-katholieke Kerk werd het vergassen overgeplaatst naar concentratiekampen, waar men begonnen was met de uitroeiing van het Joodse volk. In de instellingen brak een periode aan van ‘wilde euthanasie’, waarbij nog eens 200.000 patiënten aan een spuit of uithongering stierven. Het werd zelfs bij wet geregeld dat patiënten qua eten nog slechts recht hadden op koolbladeren.
Dit gebeurde ook vlakbij Nijmegen. De dorpen Bedburg en Hau huisvestten de Heil- und Pflegeanstalt Bedburg-Hau, een van de grootste psychiatrische instellingen van Duitsland. Hier werden 2.200 zieken en gehandicapten vermoord nadat er in 1942 een nationaalsocialistische directie aantrad.