Veel Nijmeegse kasteleins zijn voortgekomen uit families van de kaaisjouwers. Op het eerste gezicht is de connectie niet te zien. Adé Jansen, kleinzoon van een kaaisjouwer, weet hoe dat zit.
Als oud-kastelein en gepensioneerd parlementair medewerker zet Adé Jansen zich in voor de stad Nijmegen en wil hij goed doen voor anderen. Samen met zijn vrouw Frieda Jansen doet hij veel vrijwilligerswerk, het stel helpt graag andere mensen die in nood zitten, problemen hebben of alleen zijn. „Dat heb ik van mijn opa, die was in zijn tijd ook een weldoener”, zegt Jansen.
Jansens opa van moederskant was kaaisjouwer voor en in de oorlogsjaren. Van Maassen, zoals zijn opa heette, kwam uit een vissersfamilie uit Harderwijk. In die tijd ging het in de visserij slecht en veel vissers werden sjouwers. Je had werk wanneer er een boot aankwam. Dat werk moest wel nog worden verdeeld onder de aansnellende kaaisjouwers. „Anders dan je misschien denkt was er een sterke cohesie en zelfregulering onder de sjouwers, men gunde elkaar wat en keek naar elkaar om. Betaling vond plaats aan het einde van de dag”, zegt Jansen. Er was armoede en sjouwen was geen dagtaak, veel sjouwers probeerden bij te verdienen. Zo begonnen opa en oma Van Maassen een pension en een café, de Baalbar, halverwege de Grotestraat. Ze woonden met hun gezin in een eigen pand van oma. De pensiongasten waren oud KNIL-soldaten en vaste klanten van de bar, waar vooral de ‘gewone man’ kwam. Van Maassen verdiende goed geld, hij was dan wel analfabeet maar een slimme zakenman die uiteindelijk miljonair werd. In de Hezelstraat, in de jaren vijftig een goedkope buurt, kocht hij het ene pand na het andere en begon zo vele cafés. „Ik kom uit de grootste horecafamilie van Nijmegen”, vertelt Jansen lachend. „Elk kind van opa en oma kreeg een café!” Er is nog een horecafamilie in Nijmegen die afstamt van een kaaisjouwer: de familie Samson. Samen met de familie Samson had de familie Van Maassen tot wel 10 horecabedrijven in die tijd. Het waren neven en nichten van elkaar. De oude Piet Samson had aan de Waalkade een café vlak na de oorlog voordat hij café Samson opende op de Houtstraat. Adé Jansen heeft de Bongo Bar gehad, een bar waar veel marktkooplui kwamen. „Ik was 22 jaar en de jongste cafébaas van Nijmegen”, zegt hij. Het kaaisjouwen heeft in Nijmegen bestaan tussen 1890 en 1974. Ze sjouwden kolen, graan, meel en vaten bier. Het maximaal toegestane gewicht dat kaaisjouwers op de nek namen was 50 kilo, momenteel is dat 20 kilo. Kaaisjouwen is géén uitgestorven beroep, denk bijvoorbeeld aan landen in Afrika en in Indonesië, waar nog veel goederen op die manier aan wal komen, zoals kruiden en specerijen. En in ons land hebben havenarbeiders weliswaar meer hulpmiddelen, maar ze oefenen nog steeds dezelfde functie uit.Eerbetoon
Het was en is zwaar werk. Maar in de tijd van de Nijmeegse kaaisjouwers werd er neergekeken op het beroep. Nijmegen was zowel letterlijk als figuurlijk verdeeld in een boven- en een benedenstad. „Als kinderen mocht je niet met elkaar spelen, op school werd je uitgejouwd”, vertelt Jansen. De sociale huurwoningen in de benedenstad bevonden zich in grote panden, veelal in slechte staat. „Zonde dat die allemaal zijn afgebroken”, zegt Jansen, „vanwege de hoge investeringskosten en vanwege het slechte imago van dat stadsdeel heeft het stadsbestuur toen gekozen voor afbraak en nieuwbouw. Ook het pand van mijn opa en oma is afgebroken.” Een eerbetoon aan de kaaisjouwers was daarom op zijn plaats, vindt Adé, niet alleen voor het verleden, maar ook voor nu. En dat eerbetoon kwam in 2020 in de vorm van het beeld De Kaaisjouwer bij de Lindenberghaven, van kunstenares Margriet Hovens. Het beeld is van belang voor Nijmegen, voor het nageslacht van de Nijmeegse families en voor de historische betekenis.
Jansen laat een foto zien waarop vijf afstammelingen staan van kaaisjouwers bij het beeld. Ze zijn geen familie van elkaar, maar allen hebben hetzelfde gevoel bij hun eigen familieband: trots! Ze zijn enorm trots op hun hardwerkende grootouders. En ze maken zich sterk voor het verplaatsen van het beeld. Er zijn weliswaar goede redenen geweest voor de huidige plek: vroeger werd er vanuit een aanleghaven gesjouwd en daarnaast is een stevige ondergrond nodig. Maar de plek is ook een beetje onopvallend, ligt niet in de loop. Er worden fietsen bij het beeld neergegooid, wildgeplast en er ligt rommel. De gemeente Nijmegen heeft wel oren naar de argumenten en nu loopt het onderzoek of het beeld verplaatst kan worden naar de uitloop van de Grotestraat, dáár lag vroeger de haven en kwamen de kaaisjouwers met goederen van boord. Op die plek is de ondergrond echter niet zo stevig en de kade mag natuurlijk niet gaan verzakken. Het wachten is nu op de vergunning van Rijkswaterstaat. Mocht het beeld verplaatst worden, dan zou een uitgebreidere toelichting op dit beroep welkom zijn. Maar waar het ook staat aan de kade, let op het mooie avondlicht, waardoor het beeld ’s avonds extra glans krijgt.