
„Het overwerken is nu extreem”, zegt Paula, een Nijmeegse docent in het middelbaar beroepsonderwijs. „Standaard werkte ik al drie dagen per week terwijl ik een aanstelling heb voor twintig uur per week, tweeëneenhalve dag. Die tijd heb ik nodig voor wat ik moet doen. In het onderwijs wordt het heel gewoon gevonden om meer uren te werken dan je krijgt uitbetaald, om de langere vakantie te compenseren. Nu in coronatijd werk ik minimaal tweeëndertig uur en het voelt of ik veel meer werk doordat privé en werk door elkaar heen lopen. Ik werk veel avonden. We moeten het digitale onderwijs uitvinden. Ik had een format voor de lessen. Nu moet ik elke les aanpassen aan het digitale onderwijs en overal opnieuw over nadenken.”
Paula is niet de enige die extra werkdruk ervaart. Dat blijkt uit een interne enquête van het ROC Nijmegen afgenomen eind mei onder zowel ondersteunend als onderwijzend personeel. Aan de enquête nam 65 procent van de medewerkers deel. „We zien een lichte stijging in de werkdruk”, zegt Julie Kersten, woordvoerder van het ROC Nijmegen. „Die stijging kan komen doordat medewerkers meer uren zijn gaan werken of doordat medewerkers een grotere belasting ervaren omdat ze op een andere manier moeten werken. Daar is in de enquête niet naar gevraagd. Die lichte stijging is een gemiddelde. Het kan best zijn dat sommige medewerkers wel heel veel extra werkdruk hebben ervaren en anderen juist minder.”

In de eerste week van de coronacrisis kregen leraren veel voor de kiezen, zegt Berni Drop, rector van het Montessori College in Nijmegen. „Op 15 maart kregen we te horen dat de scholen dicht moesten. Alle docenten zetten alles op alles om de leerlingen zo snel mogelijk weer online te zien. Al binnen twee dagen stond alles in de lucht om digitaal les te geven. Normaal gesproken bedenk je eerst iets grondig voordat je het uitvoert. Nu moesten we denken, beslissen en doen tegelijk.” Volgens een enquête van de Algemene Onderwijsbond ervoer twee derde van de leraren in de eerste week een hogere werkdruk. Bij slechts een kleine minderheid daalde de werkdruk.
Evert voelde een hogere werkdruk, terwijl hij hetzelfde aantal uren werkte. De Nijmegenaar geeft les aan de onderbouw van vmbo en havo in Noord-Brabant. „De omschakeling naar digitaal lesgeven kostte veel meer energie en aandacht. Dat maakte het zwaar. Na verloop van tijd bouw je wel routine op. Dan is het weer wat makkelijker. Het verschilde wel per docent. Bij onze school was het aanvankelijk onduidelijk hoe we de lessen moesten inrichten. Ouders en kinderen moesten leren om met platforms om te gaan. Er dreigde een wildgroei aan platforms te ontstaan. Uiteindelijk besloot het schoolbestuur dat we maar twee platforms mochten gebruiken: Google Meets en Microsoft Teams.”
Op de school van Jeannette was dat beter geregeld. De Nijmeegse geeft les op havo en vwo, eveneens in Noord-Brabant. „Het management zorgde ervoor dat we meteen digitaal les konden geven. De werkdruk viel eigenlijk wel mee. Het kostte mij ook niet veel tijd om me te verdiepen in Microsoft Teams. Doordat we minder toetsen konden afnemen, hadden we ook minder nakijkwerk. Die tijd heb ik gespendeerd aan het verbeteren van mijn digitale lessen. Collega’s die minder digitaal vaardig waren, hadden daar meer moeite mee.” De coronatijd gaf Jeannette veel rust: „Normaal gesproken is er veel hectiek, elk uur krijg je een andere klas. Het leven als leraar is meestal erg stressvol.” Evert vond het wel fijn dat hij naar school kon komen om daar te werken: „Ik heb een paar keer thuis les gegeven, maar dan gaan privé en werk door elkaar heen lopen. Dat voelde niet goed. De laatste drie weken kwamen de leerlingen op de middelbare scholen weer twee tot drie dagdelen naar school. Dan kun je aan tien tot twaalf leerlingen lesgeven, de rest volgde de les dan digitaal, althans dat hoop je.”
Jeannette vond de combinatie van digitaal lesgeven en leerlingen in de klas niet te doen. „Je kunt niet beide groepen tegelijk bedienen. De kinderen gingen net weer naar school en waren blij hun vrienden te zien. Ik heb me vooral gericht op de leerlingen in de klas, de leerlingen thuis gaf ik dan een opdracht.” Volgens een enquête van de Algemene Onderwijsbond ervoer 71 procent van de leraren die gelijktijdig en fysiek en digitaal onderwijs verzorgden, een hogere werkdruk dan in de periode dat er alleen digitaal les werd gegeven. Dit is de hoogste stijging van de werkdruk die er in deze enquête is gemeten.
Kwaliteit
Jeannette denkt dat het digitale onderwijs de kwaliteit niet ten goede is gekomen. „Ik heb heel erg mijn best gedaan om goede lessen te geven. Ik weet alleen niet of het goed is aangekomen. Doordat we geen toetsen konden afnemen, konden we dat niet meten. Voor sommige leerlingen was het erg fijn om zelf te bepalen wanneer en in welk tempo ze werken. Het gaat met name om goede leerlingen, die normaal iedere les moeten volgen en nu wat sneller konden werken. De andere kant is dat leerlingen die veel structuur nodig hebben, meer moeite hebben om aan het werk te komen. Voor hen pakte het minder goed uit.” Ook Evert merkte dat het verschil tussen de leerlingen groter werd. „Sommige kinderen hebben veel discipline of betrokken ouders. Bij andere kinderen ontbreekt die discipline of hebben ouders het druk met hun werk. Die dreigen achter te geraken. Daar komt nog bij dat kinderen op een lager niveau, zoals vmbo-basis en vmbo-kader, meer behoefte hebben aan structuur. Door corona viel dat weg. Het kostte ze meer moeite om met de verandering om te gaan. Het is niet zozeer onwil maar onkunde.”
Paula vindt onlinewerken vermoeiender en er is meer sprake van eenrichtingsverkeer. „In het door ons gebruikte platform is het lastig leerlingen iets te laten presenteren. Alle powerpointpresentaties heb ik ingesproken, zodat de leerlingen de informatie in beeld en geluid thuis kunnen naluisteren en kijken. Ze moeten vaker zelfstandig werken. Ook het werken met groepjes kost meer tijd. Voorheen ging ik in een les van anderhalf uur alle groepjes af. Nu plan ik die groepjes apart in. De leerlingen moeten op afstand met elkaar aan de slag en dat zelf organiseren. Dat geeft veel samenwerkingsproblemen.”
Compensatie
ROC Nijmegen heeft verscheidene initiatieven genomen om de werkdruk van docenten te verminderen, zegt Kersten. „We hebben digicoaches ingezet om docenten technisch te ondersteunen, daarnaast hadden we trainingsmogelijkheden om digitale didactische vaardigheden te verbeteren. We hadden een luisterend oor, een telefoonnummer dat docenten konden bellen als het te veel werd en ze stoom wilden afblazen. Verder waren we ruimhartig in het voorzien van thuiswerkfaciliteiten, als docenten bijvoorbeeld een extra beeldscherm wilden hebben dan kon dat.” Ook het Montessori College deed zijn best om de leraren te ondersteunen. „De school hebben we maximaal opengehouden, zodat docenten die dat wilden niet thuis hoefden te werken maar op school hun digitale lessen konden geven.”
Een financiële compensatie zit er voor de leraren niet in. Paula ervaart het gelaten: „Niemand in het onderwijs heeft het over een compensatie in geld. Iedereen werkt stelselmatig meer dan de uren waarvoor ze zijn aangesteld. In coronatijd richten onderwijsmensen zich op wat er gedaan moet worden. Aan meer geld voor het onderwijs komen is natuurlijk moeilijk. Maar onderwijsinstellingen kunnen meer moeite doen om daar geld voor te krijgen.”
Drop vindt dat als er compensatie komt voor leraren, die van de overheid moet komen. „Als school hebben we daarvoor de middelen niet. We hebben de opdracht goed onderwijs te verzorgen en dat hebben we zo goed mogelijk gedaan. Waardering voor het onderwijs is belangrijk en die zou echt groter moeten zijn, maar dat is eigenlijk onbetaalbaar. Waardering zit in heel veel andere dingen.” Evert ziet het als een plicht om goed onderwijs te geven. „Het is niet meer dan vanzelfsprekend dat je probeert de boel draaiende te houden. Dat geldt evenzo voor heel veel andere sectoren. Het gevaar zat vooral bij de mensen die in de zorg werken, zij kunnen besmet raken. Als er een groep extra waardering verdient, dan is het die wel.”
De namen van Paula, Evert en Jeannette zijn gefingeerd. De drie Nijmeegse leraren wilden alleen anoniem hun verhaal delen. De echte namen zijn bij de redactie bekend.