Met het doel zorg dichter bij de burger te brengen voert de gemeente sinds 2015 de regie over de jeugdzorg. Tegelijkertijd krijgt de gemeente minder geld tot haar beschikking om de jeugdzorg uit te voeren. Critici zien deze decentralisatie als een verkapte bezuiniging. Hoewel er vele goede dingen gebeuren, loopt de jeugdzorg bepaald niet op rolletjes. Jeugdhulpverleners klagen over de hoge werkdruk, gebrekkige communicatie en het afschuiven van verantwoordelijkheden. De hulp die geboden wordt, is vaak fragmentarisch en ad hoc.
„Jeugdzorgwerkers zijn vaak zeer gedreven mensen, die vaak onvoldoende ondersteund worden door instellingen,” zegt Gabriëla Reuhl. De Nijmeegse is relatie- en gezinstherapeut en geeft les aan jeugdzorgwerkers. „Er is vaak geen duidelijkheid over taken en verantwoordelijkheden. Kinderen hebben behoefte aan veiligheid en continuïteit, daar moeten ouders, jeugdwerkers en instellingen voor zorgen. Het ontbreekt hen vaak aan een luisterend oor, de jeugdzorg werkt te veel aanbodgericht. Er wordt niet gekeken naar wat een kind zelf wil, maar naar de therapieën die in de aanbieding zijn.” In haar praktijk komen veel jongeren die hun eigen weg zoeken omdat de hulp van de instellingen niet aansluit bij hun vragen. Daarnaast zoeken jeugdzorgwerkers hulp bij haar met vragen over hoe om te gaan met werkdruk en ingewikkelde cliëntensituaties. Reuhl merkt dat jeugdzorgwerkers te weinig ondersteuning krijgen vanuit instellingen.
Mieke Deenen, jeugdzorgwerker bij Entrea, vindt dat het in de praktijk beter gaat dan de media voorspiegelen: „Sinds 2015 is er veel verbeterd. Veel zorgaanbieders leveren goed werk, het netwerk van hulpverleners functioneert steeds beter, waardoor we met korte lijnen kunnen werken. Er is bijvoorbeeld meer contact met huisartsen, praktijkondersteuners en scholen, die een belangrijke ondersteunende functie hebben gekregen. We ondersteunen gezinnen om stapjes te zetten die leiden tot verbeteringen van de situatie thuis.”
Haar collega Nicolle Weustink vindt de werkdruk voor uitvoerenden hoog: „Steeds meer regels en bureaucratie zorgen ervoor dat er een taakverzwaring maar ook verschuiving van werkzaamheden heeft plaatsgevonden. Als er een probleem ontstaat heeft men de neiging weer een commissie op te zetten. Die onderzoekt het probleem en bedenkt een nieuwe aanpak, die ze het liefst onmiddellijk ingevoerd zien. In plaats van de tijd die je aan cliënten kunt besteden, ben je veel meer bezig met administratieve handelingen. De werkdruk is ook toegenomen door blijvende wachtlijsten binnen de jeugdzorg en de hulpvragen die complexer worden. Cliënten moeten vaak langer wachten op een passende ondersteuning.”
Chaos
Veel instituties hebben organisatorische problemen. Reuhl noemt er een aantal: „De randvoorwaarden voor goede zorg zijn niet op orde. De mensen op de vloer krijgen te weinig ondersteuning en ze hebben geen duidelijke taken. Daarbij komen nog de administratielasten.” Reuhl vervolgt: „Binnen organisaties gaat het om productie draaien en maakbaarheid. Problemen van jongeren worden al snel in een hokje gestopt. Er wordt weinig tot niet systematisch gewerkt. Niemand neemt de eindverantwoordelijkheid. Er zijn veel hulpverleners die allemaal wat anders doen en gebrekkig met elkaar communiceren. Chaos is het goede woord en dat vertaalt zich naar werkers en gezinnen. Behandeltrajecten worden tussentijds stopgezet, bijvoorbeeld omdat het budget op is. De jongere in kwestie wordt daarbij niets gevraagd.”
Daar komt nog bij dat elke gemeente haar eigen jeugdbeleid voert. Je bent als jongere afhankelijk van de gemeente waar je woont. Het kan zo maar zijn dat in de ene gemeente het budget voor de jeugdzorg laag is, terwijl in een stad verderop de voorzieningen veel beter zijn. De jeugdzorg heeft veel kansen om de zorg te verbeteren. Kleine succesjes kunnen een olievlek veroorzaken. Reuhl heeft wel ideeën hoe de jeugdzorg beter kan: „Verminder de regeldruk, stel prioriteiten en zorg voor meer draagvlak op de werkvloer. Daarmee zijn jongeren uiteindelijk ook beter geholpen.”
auteur: Bas de Beer