Wethouder Grete Visser gebruikte een onderhoudsgarage als metafoor voor werken aan de sociale basis van Nijmegen. [foto: Mika Kraft].
Hoe maak je Nijmegen sociaal? Die vraag legt wethouder Grete Visser jaarlijks voor aan vrijwilligers, professionals en actieve bewoners van Nijmegen. In een bijeenkomst van anderhalf uur op 20 april kregen de deelnemers dit jaar een kwartier om met hun ideeën te komen. De bijeenkomst was niet voor iedereen even toegankelijk.

Een ‘APK Sociale Stad’, onder die titel nodigde de gemeente Nijmegen sociale organisaties uit om mee te praten over de sociale vraagstukken van de stad. ‘Hoe ziet de nabije toekomst eruit? Wat is er te doen? Wat zijn de uitdagingen? Nijmegen sociale stad: dat zijn wij samen. Hoe versterken we dat? Denk mee, praat mee’, stond in de uitnodiging. Gastvrouw was de jonge enthousiaste Eva Eikhout, bekend van televisie, die zeer rad van tong op een gezellige manier de middagbijeenkomst aan elkaar praatte. Grete Visser, wethouder van Onderwijs, Zorg en Welzijn, vertelde eerst wat ze kwam ophalen: „Hoe voel je je op de plek waar je woont? Mag je jezelf zijn? Wie bel je als je valt? Wat gebeurt er preventief om problemen te voorkomen? Wat vinden Nijmegenaren de sociale basis?”

Aanslag
Ter inspiratie spraken eerst twee deskundigen over wat nodig is om een stad sociaal te maken. Lisbeth Verharen, lector Versterken van Sociale Kwaliteit van de HAN, vertelde dat de sociale stad staat voor sociale rechtvaardigheid, gelijkwaardigheid, solidariteit en menselijke waardigheid. Daarvoor zijn vier kwaliteiten belangrijk: bestaanszekerheid, een huis en inkomen; sociale inclusie, mee kunnen doen; sociale cohesie, samenhang, waarbij mensen zich gezien voelen; en sociale empowerment, waarbij mensen gesteund worden om te zijn wie ze zijn. Corona pleegt volgens haar een aanslag op deze kwaliteiten. Er is dus veel werk te doen om voor een sociale stad te zorgen. Overheid, professionele organisaties, vrijwilligers en burgers hebben daar allen een rol in en moeten met betrokkenen afwegen en afstemmen wat nodig is.

Vervolgens kwam orthopedagoog Tom van Yperen van het Nederlands Jeugd Instituut (NJI) aan het woord. Hij onderzoekt hoe steden kunnen werken aan een sterke sociale basis die preventief werkt. De laatste twintig jaar doen steeds meer jongeren een beroep op de jeugdzorg. Kwam vroeger een op de tweeëntwintig kinderen terecht bij jeugdzorg, nu is dat een op de acht. Van Yperen startte met de uitspraak dat er meer geld nodig is voor de jeugdzorg, maar dat alleen geld niet helpt. Er zijn veel ouders die hun kinderen lastig vinden en niet weten hoe ze met hen om moeten gaan. Maar lastig gedrag van kinderen is normaal. Met goede programma’s voor ouders en leerkrachten kunnen veel voorkomende vragen en problemen preventief bij de wortel aangepakt worden, zodat er minder jeugdzorg nodig is. „Het perspectief van inwoners is erg belangrijk: Zorg dat iedereen mee kan praten. Daar kan de overheid voor zorgen.”

Kwetsbaar
Nog meer inspiratie moest komen via twee filmpjes, onder andere van een sportcoach met deelnemers van Dukenburg in Beweging: elkaar ontmoeten en samen sporten in de wijk, met en zonder beperking. Tijdens de Tafelronde daarna vertelden vijf professionals, waaronder een sociaal werkster, een jeugd- en straatcoach en een welzijnswerker, vooral over wat corona anders maakte. De wethouder zelf ervaarde dat het taboe op eenzaam zijn en zwaarlijvigheid verminderd is, omdat zoveel mensen er nu mee te maken hebben. Los van corona vond ze dat de lat voor kinderen te hoog ligt. Er zijn te veel dingen waaraan ze moeten voldoen. Er werd opgemerkt dat corona niet alleen, vooral ouderen, angstig maakt, maar ook veel mooie initiatieven oplevert van mensen die elkaar helpen. De zogenoemde kwetsbare wijken, waar velen een laag inkomen hebben en laaggeletterd zijn, laten zien hoe sterk de sociale cohesie er is. Iemand die zijn heup breekt is de hele week verzekerd van eten en hulp. Voor jongeren was het erg moeilijk dat ze niet meer konden sporten. Meerdere professionals wensten dat er kleiner gekeken wordt, niet op stads- of wijkniveau, maar op buurt- en straatniveau, dichter bij de mensen om wie het omgaat.

Stoom
Toen mochten de deelnemers meedoen aan een digitale enquête via menti.com. Snel, snel, want terwijl gewoon werd doorgepraat, moesten de deelnemers de website van menti.com openen en een code invoeren. Daar waren vragen te zien waar je kort, vlug, vlug, op moest antwoorden. Mensen die dit niet eerder meemaakten, haakten gewis met stoom uit hun oren van frustratie na een of twee vragen af. Daarna ging het verder met vier break-outrooms, aparte digitale vergaderkamers. In elke kamer was plek voor twintig mensen. Als er meer dan twintig waren als je er binnenkwam, was de vraag om van kamer te wisselen. Wederom, alleen te doen voor mensen met ruime ervaring met digitaal vergaderen. Deelnemers kregen hier twintig minuten om hun ervaringen, ideeën en wensen te uiten. Daar ging wel eerst nog een verhaal van een medewerker van af.

Frustratie
In de vijftien minuten die over waren, konden zes mensen iets zeggen. Een bijna blinde man verwoordde zijn frustratie dat er zes jaar geleden al een wet is aangenomen dat iedereen mee moet kunnen doen aan dit soort bijeenkomsten, maar dat het voor blinden niet te doen is. Er wordt te snel en met teveel moeilijke woorden gepraat. Een ander benadrukte dat de gemeente mensen met minder scholing sowieso niet bereikt, zeker niet op deze manier. Een gezondheidsmakelaar miste het thema gezondheid in de bijeenkomst. Iemand uit de psychiatrie benadrukte hoe corona problemen als smetvrees en hechtingsproblematiek versterkt en dat mensen hun vertrouwde begeleider nu harder nodig hebben dan ooit. Vanwege de overgang van sociaal wijkteam naar brede basisteams zijn mensen bang dat ze hun begeleider niet kunnen houden. Iemand stelde dat als je iedereen opknipt in doelgroepen, jongeren, ouderen, je niet inclusief werkt. Een ander droeg meerdere punten aan: sluit aan op wijk- en buurtniveau, met vaste begeleiders en gebruik van begrijpelijke taal; zorg voor verbinding tussen eerste lijn en de welzijnssector; zorg vooral dat kinderen, jongeren en ouders en het netwerk eromheen input geven. „We moeten een sociale basis samen maken: overheid, organisaties en bewoners maar de bewoners moeten vooropstaan.”

En toen was de tijd op. Iedereen moest terug naar de algemene ruimte waar kort wat gezegd werd over de gespreksgroepen waarna werd afgesloten. Driekwart van de aanwezigen was niet aan het woord gekomen. Zij konden gebruikmaken van de chatfunctie en dat deden velen volgens Susanne Baks, woordvoerster van Grete Visser. Wederom een mogelijkheid voor mensen met ervaring met digitaal vergaderen, want voor een minder ervaren vergadertijger was het onduidelijk hoe je moest chatten. Het is niet verwonderlijk dat meerdere deelnemers na afloop kritiek uitten op de organisatie van de bijeenkomst. Meer daarover in het artikel Inspraakronde visie sociale stad niet inclusief.


U kunt reageren op dit artikel via een e-mail naar redactie@denijmeegsestadskrant.nl