Karmelietes Sanny Bruijns leeft in dienst van God. Foto Jan Lintsen.

Ooit waren ze talrijk in deze stad: in habijt geklede gelovigen, die hun leven in dienst van God stelden. Anno 2018 zijn er nog maar een handvol broeders en zusters in Nijmegen. Waarom kiezen deze mensen eigenlijk voor het kloosterleven en hoe ervaren ze dat? Een rondgang langs enkele van de laatste Nijmeegse kloosters.

De 62-jarige Sanny Bruijns, karmelietes en geestelijk begeleidster, woont met acht broeders en zusters samen in het klooster aan de Stijn Buijsstraat. Op 24-jarige leeftijd ontdekte zij dat haar liefde te groot was voor één persoon, zij koos daarom voor het kloosterleven. „Ik wil een innerlijke vrijheid en ruimte in mijn hart bewaren voor ieder mens die op mijn pad komt. God is voor mij de liefde die alles draagt. Ik heb meer gevonden dan dat ik zocht. Ik voel steeds meer dat ik met hart, ziel én lichaam van God houd.”
„Het kloosterleven leef je samen met mensen van verschillende generaties en achtergronden, die vaak anders denken en voelen dan jij en soms heel dominant kunnen zijn. Je moet het doen met elkaar, je kunt elkaar niet ontlopen.” Bruijns ziet hier positieve kanten in: „Ik leerde meer over mezelf en de wereld van de mensen met wie ik botste dan van degenen met wie ik op een lijn zat. Het leerde me om hun anders-zijn toe te laten, maar toch mezelf te blijven. Ik ben vanuit een groot liefdesgevoel het klooster in gegaan.”

Soberheid troef in Karmelietenklooster in de Stijn Buijsstraat. Foto Jan Lintsen.

Geheimvol
„Veel kloosterlingen ontdekten God juist na een grote worsteling met het leven. Door hen leerde ik de schaduwkanten van het leven, crises en onmacht kennen en toe te laten. Daarnaast heb ik tien jaar als pastor gewerkt en ontdekte ik bij de begeleiding van stervenden dat ook dood en sterven een geheimvol gebeuren zijn waar God aanwezig kan zijn.”
Bruijns heeft geen dag spijt gehad van haar keuze voor het kloosterleven. Ze ziet dat er wel een verschuiving plaatsvindt. Er komen minder broeders en zusters die de geloften van zuiverheid, gehoorzaamheid en armoede afleggen en die in het klooster komen leven. Wel komen er meer leken die zich verbonden voelen met de spiritualiteit van de Karmel, maar in de eigen omgeving blijven wonen en werken.

Henrik Roelvink zoekt het contact met andere religies. Foto Jan Lintsen.

Dagritme
De veertiger Marieke Rijpkema is karmelietes en coördinatrice van het Titus Brandsma Memorial. Zij koos acht jaar geleden voor het klooster omdat ze graag dagelijks omgaat met mensen die net als zij het geloof belangrijk vinden. Ze is blij met haar keuze. ‘Ik woonde een tijd alleen. Het is moeilijk in deze tijd om in je eentje in verbondenheid met God te leven. Hier hebben we een dagritme van ‘s ochtends en ’s avonds samen bidden en ’s middags samen stil zijn. Vooraf kun je niet inschatten hoe het kloosterleven zal zijn. Je kent tenslotte nog niemand. Maar tot nu toe bevalt het me heel goed.

De bibliotheek van het klooster Bonaventura nodigt uit tot samenkomst. Foto Jan Lintsen.

Beminnen
De 81-jarige franciscaan Henrik Roelvink woont sinds 2013 met zes andere tachtigjarige paters in klooster Bonaventura aan de Vermeerstraat. Hij koos voor het klooster omdat hij al vanaf zijn achtste jaar, net als de oom van zijn vriendje, een franciscaanse missionaris wilde worden. „Ik weet niet waarom, ik heb nooit iets anders willen worden. Mijn vader was antiklerikaal en wilde het niet. Maar mijn diepgelovige moeder wist dat ik anders ongelukkig zou worden. Ik heb moeten vechten voor mijn keuze en heb daardoor goed na moeten denken over waarom ik in het klooster wilde en wat het betekent om franciscaan te zijn. Ik voelde het als mijn opdracht om God boven alles te beminnen. Toen de kerk in de jaren zestig in crisis raakte en veel priesters uittraden, had ik mijn strijd eigenlijk al gevoerd.” Het kloosterleven geeft Roelvink innerlijke rust en harmonie, en het gevoel veilig te zijn. „Ik ben blij in een omgeving te zijn waar we voor elkaar zorgen.”

Karmelietessen hebben veel contact met naastgelegen Titus Brandsma Gedachteniskerk. Foto Jan Lintsen.

Oecumene
Voordat Roelvink het klooster aan de Vermeerstraat in trok, werkte hij 46 jaar in Zweden als pastoor in een gemeente met voornamelijk katholieke nieuwkomers, vluchtelingen en emigranten. Zweden is grotendeels Luthers. Katholieken zijn, met slechts twee procent van de bevolking, veruit in de minderheid. Met het oog op zijn uitzending naar Zweden studeerde Roelvink oecumene: het naar elkaar toegroeien, leren verstaan en samenwerken van verschillende christelijke gemeenschappen. In zijn parochie werkte hij vanaf het begin vanuit het oecumenische principe, wat in die tijd nog heel onbekend was. In Zweden ontwikkelde hij zijn deskundigheid. Hij schreef boeken over oecumene en gaf er vele lezingen over. In de verschillende gemeenschappen in Nederland wonen nog zo’n negentig franciscanen, van wie een twintigtal jonger dan zeventig is. Af en toe treden bij de verschillende kloosters jongeren in. Volgens Roelvink bevrijdden de babyboomers zich in de jaren zestig en zeventig van allerlei dwang. De huidige generatie heeft minder last van die dwang. Deze generatie zoekt meer het eeuwige en oneindige. „Mensen zijn naar Gods beeld en gelijkenis geschapen en zoeken verdieping, in bijvoorbeeld yoga, humanisme, de islam of de franciscaanse beweging. Er zullen altijd vormen van geestelijk leven zijn, hoe die eruitzien is niet zo belangrijk.”

Auteur: Mariët Mensink


U kunt reageren op dit artikel via een e-mail naar redactie@denijmeegsestadskrant.nl