De moderne politiek reduceert het leven tot een zuiver biologisch leven, volgens de 79-jarige Italiaanse filosoof Giorgio Agamben. De pandemie maakt dat zonneklaar. Wat hem zorgen baart is onder meer het gemak waarmee het volk de grondwettelijke bescherming afstaat.
Eind jaren negentig verwierf Giorgio Agamben internationale bekendheid met zijn meesterwerk Homo sacer. Vorig jaar verscheen in het Nederlands een bundel van diens hand onder de titel Epidemie als politiek: De uitzonderingstoestand als het nieuwe normaal. Hierin presenteert hij een alarmerende analyse van de pandemie en de politieke omgang daarmee. De bundel korte teksten en interviews is een poging om het coronadebat naar een meer fundamenteel niveau te tillen. De filosoof signaleert een onvermogen om de volksgezondheidscrisis in een brede politieke en historische context te plaatsen. Agamben schrikt er niet voor terug stevige standpunten te verkondigen. Onder medefilosofen oogst zijn zienswijze veel kritiek. De bundel is een aanrader voor wie wil worden uitgedaagd kritisch te reflecteren over de situatie waarin we ons nu twee jaar bevinden.
Volgens Agamben is de moderne politiek verworden tot biopolitiek. Die diagnose stelt hij in navolging van de Franse filosoof Michel Foucault al veel langer: de volksgezondheidscrisis zou aantonen dat de politiek inderdaad volledig biopolitiek is. Biopolitiek wil zoveel zeggen als politiek beheer dat zich puur richt op de natuurlijke, biologische aspecten van de bevolking zoals de gezondheid, hygiëne en de levensverwachting. Agamben wijst op de schaduwkant ervan. Een biopolitieke orde heeft geen oog voor de sociale, politieke en culturele dimensies van de mens en vernauwt het leven tot een kwestie van overleven. De scheiding die in het licht van biopolitiek ontstaat tussen een zuiver biologisch bestaan enerzijds en een cultureel en affectief bestaan anderzijds, is bovendien een abstractie. In werkelijkheid zijn de twee innig met elkaar verweven, zo betoogt Agamben.
Agamben schuift biopolitiek naar voren als verklaring voor het feit dat men zonder veel morren instemt met vrijheidsbeperkingen en uitzonderlijke maatregelen. De mensen zouden in de greep zijn van een soort gezondheidsreligie waardoor zij in niets meer geloven dan het biologische, naakte bestaan, dat ten koste van alles beschermd moet worden. Verder ziet hij parallellen met de strijd tegen het terrorisme: zoals in het kader daarvan iedereen als een potentiële terrorist wordt beschouwd, wordt nu iedereen aangemerkt als een potentiële ziekteverspreider. In beide gevallen moet iedere burger zich aan strikte maatregelen onderwerpen. Ook neemt in beide gevallen het onderling wantrouwen in samenlevingen toe. Antiterreurmaatregelen zoals beveiligingscontroles op luchthavens zijn intussen de norm. Agamben voorziet een toekomst waarin coronamaatregelen hun sporen hebben achtergelaten op het vlak van digitalisering en surveillance.