Sinan Çankaya groeide op in een Turks gezin. Hij kreeg een islamitische opvoeding met liefdevolle ouders en hard straffende imams. Hij speelde veel op straat met zijn Turkse, Marokkaanse en Nederlandse vrienden. Pas op de middelbare school voelde hij dat hij als anders, de Ander, werd gezien, samen met drie meisjes die ook buitenlandse wortels hadden, in de verder witte klas. Zijn geschiedenisleraar Nico Konst was een racistische, seksistische man die ongestraft mensen met niet-Nederlandse wortels en meisjes beledigde en de grond inboorde. Vóór Çankaya op deze school kwam was het gedrag van deze tweede man van de Centrumpartij al in 1983 aan de kaak gesteld door twee meisjes. Sharmini Tharmaratnam verzamelde zijn seksistische en racistische uitspraken en grappen over vrouwen, homoseksuelen, werklozen en joden en ging ermee naar de rector, die niets deed, want: „Er zijn ook communistische leraren”. Uiteindelijk weigerden zij en Eline Tassopoulos naar de lessen van de man te gaan. De Nijmeegse Stadskrant schreef erover op 1 juni 1983, wat opgepikt werd door de landelijke media. Eindelijk greep het schoolbestuur in. Konst mocht alleen aanblijven als hij helemaal geen politiek meer bedreef. De man koos voor zijn baan. Maar tien jaar erna vernederde hij ook Çankaya en de drie meisjes meermaals. Toen Çankaya klaagde bij de rector deed deze wederom niets. De schrijver ontdekte ook dat Konst gewoon doorging met zijn politieke activiteiten.
Ontheemd
De rode lijn in het boek is de vraag van zijn oude school om een lezing te geven tijdens de viering van het veertigjarig bestaan van de school en de herinneringen en mijmeringen die hierdoor opkomen plus de lezing zelf en de reactie daarop van Konst en anderen. Het boek is goed geschreven met mooie observaties en soms prachtige vergelijkingen. Door de aaneenschakeling van anekdotes over zijn jeugd en studententijd, zijn werk bij de politie en op de universiteit, theoretische achtergronden en gedachten, is het wat moeilijk te omvatten wat Çankaya eigenlijk wil zeggen. Maar juist die persoonlijke verhalen maken dat de lezer meegesleept wordt en mee kan voelen, niet alleen met de schrijver, maar met die miljoenen mensen die net als hij te maken hebben met uitsluiting en discriminatie.
Çankaya schrijft over de scheuren en barsten die in zijn Zelf worden geslagen door structuren, instanties en vooral door mensen, door portiers die hem en zijn vrienden niet willen binnenlaten in een uitgaansgelegenheid, door agenten die geregeld zijn auto naar de kant dirigeren voor controle, door opmerkingen en meningen van vreemden, medereizigers, collega’s en zelfs vrienden. Hij probeert de brokstukken van zijn Zelf op te rapen en aan elkaar te puzzelen, maar dat is moeilijk.
„In potentie bevrijden buigzame, meervoudige identiteiten ons. We spelen met identiteit, herontwerpen onszelf afhankelijk van wie we tegenover ons hebben en natuurlijk van hoe we worden gedefinieerd. In theorie zijn we creatieve levenskunstenaars. Waarom voel ik me in de praktijk dan zo ontheemd?”
Çankaya stelt dat mensen geen vaste identiteit hebben, hoe oprecht onze gevoelens ook zijn. Het lichaam en de leefomgeving waarin we per toeval geboren worden, leren ons gedragen naar de regels van die leefomgeving. „Onze ideeën hangen samen met het lichaam maar vallen daar nooit mee samen. Zo kunnen migranten ook medeplichtig zijn aan uitsluiting, islamofobie of antisemitisme.”
Mensen zijn niet te reduceren tot een identiteit, ze zijn niet alleen man, vrouw, homo of hetero. Ieder mens bezit ontelbare, vloeiende, verschuivende identiteiten en onze lichamen zijn altijd verstrengeld met andere identiteiten, geschiedenissen en levenslopen. „Identiteiten zijn verbeelding, maar hebben gevolgen, ze zijn gevaarlijk. Het zijn voorstellingen waar sommigen voor willen sterven en anderen voor willen doden,” vindt Çankaya.
Schaduwmensen
Zijn ervaringen leren hem dat we als mensen geen volledige controle hebben over wie we denken te zijn en wie we mogen zijn. Maar we kunnen manoeuvreerruimte zoeken om zelf invloed uit te oefenen op situaties, anderen en onszelf, microrevoluties veroorzaken. „Dat is waar ik naartoe wil: klein verzet in alledaagse ontmoetingen. Ik ben door jou. Tegelijkertijd definieer ik mezelf”. „Weiger om jezelf als individu te zien en een ander als groep. Weiger om een handlanger te worden van uitsluiting, een medeplichtige. Er is ook de optie om solidair te zijn met mensen die niet op je lijken, die niet dezelfde ervaringen hebben, mensen die economisch uitgebuit worden, op open zee verdrinken en van wie huis en haard onder het mom van ‘groei’ worden verpulverd.” Çankaya wil niet meer in een hokje stappen. Hij wil een plek zonder oordelen, zonder etiketten.
De titel verwijst naar een vreemde droom. Een schaduwmens onder een imposante vijgenboom gooit met stenen naar een irritant onzichtbaar blatend schaap, maar de stenen vallen steeds op zijn eigen hoofd en duwen hem elke keer dieper de grond in tot hij verdwenen is. Dan blaat het schaap zo hard dat de vijgenboom dansend in beweging komt en er een grote zwerm tjilpende vogels als een zwarte wolk uit opstijgt, die als een vuurpijl uiteenspat in ontelbare fonkelende vogels die allemaal een andere kant op vliegen. „Ik heb weinig op met een belangenbehartiging langs ‘eigen’ lichaamslijnen. Het liefst spreek ik zonder lichaam, zonder wortels, het liefst evenaar ik een zwerm vogels die uiteenspat, mijn ontelbare fladderende identiteiten.”
Aardverschuiving
Als lezer komt de inhoud van het boek op je af als een grote verzameling van droefstemmende, pijnlijke gebeurtenissen, die langzaam duidelijk maken hoe stiekem discriminatie werkt, hoe opvattingen vastzitten in mensen en zelfbeelden vaak ontstaan door zich afzetten tegen anderen, hoe lastig het is mensen te laten zien hoe ze zich gedragen alsof ze meer zijn dan een ander, hoe ze anderen vernederen. Ervaringen van discriminatie worden niet geloofd of gebagatelliseerd ‘doe niet zo overgevoelig’, en het benoemen ervan komt over als een persoonlijke aanval en wekt boosheid op. Konst staat symbool voor de politieke aardverschuiving in Nederland die Çankaya signaleert, waarbij er steeds minder over sociaal-economische verschillen wordt gesproken, maar steeds meer over cultuur en etniciteit, terwijl sociaal-economische problemen de onderliggende oorzaak zijn van veel andere problemen. Met zijn persoonlijke verhaal legt Çankaya de ongelijkheid bloot die in alle vezels van onze maatschappij aanwezig is.
Sinan Çankaya werkt als universitair docent antropologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In 2011 promoveerde hij op een onderzoek naar diversiteit binnen de politieorganisatie (Buiten veiliger dan binnen). Hij verrichtte onderzoek naar etnisch profileren (De controle van marsmannetjes en ander schorriemorrie, 2012) en twee jaar lang schreef hij maandelijks voor de Correspondent over een microrevolutie: een alledaags moment waarop hij te maken kreeg met vooroordelen, racisme of discriminatie en zich ertegen verzette.
Sinan Çankaya, Mijn ontelbare identiteiten, 2020, ISBN 978 94 031 8400 5