Al op jonge leeftijd volbrachten wij levensechte discriminatietesten in het Nijmeegse nachtleven. We waren buitenstaanders, wreven in onze handen van de kou en uit frustratie, en zagen van een afstandje uit de kluiten gewassen boerenpummels onze cafés wel binnenkomen. Eerder liep ik verwachtingsvol achter mijn jeugdvriend aan, alleen werd ik abrupt tegengehouden door een hand: „Waar denk jij naartoe te gaan?”
Ik ken geen persoon met een platter Nijmeegs accent dan mijn oom, die zijn jeugd in volkswijken heeft doorgebracht terwijl hij aan brommers sleutelde. Zonder enige ironie zegt hij dingen als wa moje nou en kie’m doen duir. Mijn moeder heeft in de oude Honigfabriek gewerkt, zoals veel andere Turkse moeders. Ze hadden hun ruggen gekromd over de lopende band, en moesten haast maken, de band draaide en draaide, Nijmeegse monden werden gevoed. Mijn vader maakt al een leven lang matrassen. Fier hapt hij stof, zodat anderen hun hoofd te rusten kunnen leggen, op een manier faciliteert hij dromen in Nijmegen en omstreken. Ik heb een zachte geej, dit is mijn geboortestad, dacht ik nog weleens, alleen voldeed dat evident niet als bewijs van mijn Nijmegenaarschap. Vergelijkbare gedachten flitsten zo door mijn hoofd, terwijl de hand van de nachtwacht in de weg stond van mijn verlangen naar hedonisme. „Waar kom jij vandaan?”, wilde hij volkomen uit de maat weten, de man deed duidelijk zijn best om te denken. Ik keek naar zijn hoofd en keerde me om, dit had geen zin.
Op de fiets terug naar huis, van de St. Annastraat rechtsaf de Hatertseweg op, begon de weg als vanouds nauwelijks merkbaar te hellen, en leek die mij te verwelkomen, de afdaling bespoedigde mijn terugtocht. „Ik kom uit Hatert”, zei ik in gedachten verzonken, terwijl ik fietste met losse handen en met gesloten ogen in een zaligmakende roes verkeerde. Bijna thuis.
Sinan Çankaya
Sinan Çankaya komt uit Nijmegen en werkt als universitair docent antropologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. In 2011 promoveerde hij op een onderzoek naar diversiteit binnen de politieorganisatie: Buiten veiliger dan binnen. Hij verrichtte in 2012 onderzoek naar etnisch profileren: De controle van marsmannetjes en ander schorriemorrie. Twee jaar lang schreef hij maandelijks voor de Correspondent over een microrevolutie: een alledaags moment waarop hij te maken kreeg met vooroordelen, racisme of discriminatie en zich ertegen verzette. In 2020 publiceerde hij Mijn ontelbare identiteiten.