Nijmegen heeft een probleem. Onze stad telt ongeveer 8.000 mensen in de bijstand en dat aantal stijgt nog steeds. De vergoedingen vanuit Den Haag zijn ontoereikend met als gevolg dat de stad dit jaar ruim acht miljoen euro zelf moet bijpassen. In mei presenteerde het stadsbestuur hiervoor een plan van aanpak, een halfjaar nadat de gemeenteraad een motie van GroenLinks hierover aannam. Dit masterplan, zoals de gemeente dat noemt, is ambitieus en streeft een actieve houding na op tal van terreinen. Zoals gepaste ondersteuning van bijstandsgerechtigden met hun problemen, verbindingen naar het onderwijs en het aantrekken van bedrijven.
Als een vorm van zelfkritiek meldt de gemeente dat zij van een deel van de mensen in de bijstand onvoldoende weet. Om een beter beeld te krijgen en te onderzoeken welke ondersteuning nodig is, wil de gemeente de komende jaren zo’n 1500 bijstandsgerechtigden versneld oproepen voor een gesprek. Gemeenteambtenaren moeten in plaats van papierwerk nu mensenwerk doen, kun je plat gezegd stellen. Geheel inspelend op alle vooroordelen over mensen in de bijstand, kopte De Gelderlander op 24 mei over deze maatregel: „Bijstandscliënt moet van de bank komen”. Dat roept het beeld op alsof zij de hele dag maar wat liggen te lanterfanten. Het artikel is geschreven door de voormalige chef stadsredactie Rob Jaspers die zo graag boottochtjes over de Waal maakt en daarbij interessante verhaaltjes vertelt. Die kop boven het stuk lijkt te zijn geïnspireerd op een zinsnede uit een notitie van verantwoordelijk wethouder Jan Zoetelief (VSP). Volgens Jaspers stelt de wethouder daarin: „We vinden dat ze niet op de bank thuis moeten blijven zitten”.
Nu lijkt het onwaarschijnlijk dat deze wethouder zich zo laatdunkend uitlaat over uitkeringsgerechtigden. Dus maar eens het ‘Masterplan terugdringen bijstandstekort’ erop nageslagen. En dan blijkt de om zijn dossierkennis geroemde Jaspers de plank compleet mis te slaan. Er staat namelijk: „We willen dat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt ook kunnen participeren in de samenleving en niet thuis op de bank komen te zitten.” Dat is héél wat anders dan het tendentieuze beeld dat Jaspers oproept van luie uitkeringsgerechtigden die maar eens actief moeten worden. Überhaupt wordt nergens in het beleidsstuk uitkeringsgerechtigden ook maar iets verweten, zelfs niet tussen de regels door. De hele paragraaf waaruit Jaspers de woorden suggestief verdraait, ademt de intentie dat juist de gemeente zich gaat inspannen om bijstandsgerechtigden niet aan hun lot over te laten. Oftewel de gemeente erkent een luie, gemakzuchtige donder te zijn geweest die van de bank af moet komen.
Auteur: Max van Wel