Moeder van drieënnegentig moest naar een verpleeghuis. Ze werd opgenomen, net voor de coronamaatregelen de verpleeghuizen op slot gooiden. De volwassen kinderen, die haar mantelzorgers waren, mochten niet meer langskomen. Tot moeder ging sterven.
Moeder had allerlei fysieke problemen waarbij verpleegkundige zorg nodig was. Een complicerende factor was dat ze begon te dementeren. Thuiszorg kon het niet aan zonder hulp van de drie kinderen die bijna een maand 24 uur per dag aanwezig waren. Dagelijks vanaf zes uur ’s ochtends tot half acht ’s avonds verwenden zij moeder met lekkere hapjes en drankjes, hielpen de gang naar de toiletstoel te maken, wat soms vier keer per dag een uur kostte, gaven haar zes keer per dag medicijnen en hoorden al die uren dezelfde verhalen aan. Daarnaast ontvingen ze geregeld bezoek. Deze mantelzorg, steeds dagen weg van het eigen thuis, was niet heel lang vol te houden. De laatste weken spraken de kinderen over het verpleeghuis dat onvermijdelijk leek. In het begin wees moeder dat resoluut van de hand. Gaandeweg zag ze dat de kinderen erg moe werden en legde ze zich bij die mogelijkheid neer. Terwijl het aantal coronameldingen toenam, hoorden de kinderen dat er al verpleeghuizen waren die geen nieuwe cliënten meer aannamen. Ze gingen samen met de zorg op zoek. Een paar huizen hadden plek, maar moesten toch nee zeggen omdat er te veel personeel ziek was. Twee spannende dagen volgden van zoeken, teleurstellingen en angst dat er geen plek gevonden zou worden.
Noodplek
En toen was er toch een noodplek. Net vrijgekomen in een huis waar jonge en oude mensen door elkaar wonen, maar waar ook zorg is. Moeder mocht meteen komen! Binnen vier uur zat moeder in een klein appartementje met slaapkamertje en eigen wc en douche. Nog wel zonder alarm en postoel maar die zouden geregeld worden. Gesprekken over de medische behandeling en verdere zorg volgden meteen en verschillende zorgmedewerkers kwamen even dag zeggen. In de loop van de middag werden ook de lekkere stoel, de schilderspullen, allerlei eigengemaakte schilderijen en frutsels vol herinneringen verhuisd. Wat waren de kinderen blij dat het gelukt was: „We liepen op onze tenen en twee van ons voelden zich hangerig. Wat als we uitvielen?” Moeder was dapper: „Het moet. Ik wil niet dat jullie er aan onderdoor gaan. En het ziet er mooi uit.” De twee volgende dagen was er steeds iemand bij moeder en werd de kamer handig ingericht.
Lockdown
Op 19 maart besloot minister Hugo de Jonge de deuren van verpleeghuizen te sluiten voor bezoekers. Van de ene op de andere dag mochten de kinderen niet meer bij moeder: „Dat verwachtten we wel maar vreesden we ook.” Het grootste probleem was dat moeders geheugen een extra tik kreeg door de verhuizing. Ze snapte het belsysteem niet. Dus moest ze soms lang wachten op verzorging, want de zorg was in dit huis niet gewend aan onzelfstandige mensen. De kinderen wilden veel videoappen, maar zelf kon ze dat niet meer. De zorg had het vreselijk druk omdat alle vrijwilligers niet meer mochten komen. Ze dachten er niet steeds aan om samen met moeder te bellen. Een dag of vier voelde moeder zich vreselijk. Als het videogesprek eindelijk toch tot stand kwam fluisterde ze soms: „Het is niet goed hier hoor. Ik hoop dat ik snel naar huis kan.” En een keer zei ze: „Ze hebben zoveel haast. Ze zien me helemaal niet.”
Surrealistisch
Op een gegeven moment kreeg moeder het opnemen van een videogesprek echter te pakken, al lukte het ook wel eens een halve dag niet omdat ze op de telefoon zat. Ze begon goed contact te krijgen met de zorg, ondanks de surrealistische situatie van mensen om haar heen met mondkapjes voor en blauwe handschoenen aan. Het was fijn voor de kinderen te merken dat hun moeder weer vrolijk werd en grapjes maakte met de zorg. Dankbaar waren ze, als ze bij het videoappen zagen dat de zorgverleners echt even tijd namen, hun mondkapje afdeden en haar soms de hand pakten en een aai gaven. Natuurlijk zoveel mogelijk op een coronaveilige manier.
Precies twee weken na de opname kreeg moeder een erge bloeding die niet ophield. Het einde kwam snel in zicht. Met morfine tegen de pijn en Dormicum tegen onrust bracht ze de laatste dag rustig slapend door en sliep ze avonds stilletjes in. Met de kinderen die laatste dag om de beurt aan haar bed. Netjes op anderhalve meter afstand van de zorg, die vaak kwam kijken, verzorgen en ondersteunen. Kort na het overlijden van moeder luidden in het hele land kerkklokken. Voor een hart onder de riem voor allen in deze coronatijd. Maar voor de kinderen het uitluidden van hun moeder.
Hartverwarmers
Het was erg druk met overleden coronapatiënten bij de huisartsenpost, dus de dokter kwam drie uur later de lijkschouwing doen. Na de officiële doodverklaring kon de uitvaartondernemer pas komen. In deze coronatijd is opbaren thuis te ingewikkeld, dus ging moeder mee met hen naar het uitvaartcentrum. De kinderen begeleidden haar tot de auto. Zes mensen van de zorg stonden bij de uitgang op een rij om haar een laatste groet te brengen. De kinderen ontdekten daar beneden de brievenbus van moeders appartement. Die puilde uit van de kaarten en brieven. Jammer genoeg waren de zorgverleners door alle drukte vergeten die hartverwarmers aan moeder te brengen. Nu verwarmden ze de harten van de kinderen.