Mensen met een handicap hebben hetzelfde recht om naar school te gaan, te reizen en te werken als ieder ander. Dat staat in het VN-verdrag Handicap dat Nederland in 2016 ondertekende. De praktijk blijkt echter weerbarstig. Dat ondervinden Peter Eggen en Helma van Haalen, die beiden in een rolstoel door het leven gaan.

„De ervaring leert dat papier geduldig is”, zegt Peter Eggen over het VN-verdrag Handicap. Eggen werkt als belangenbehartiger van mensen met een beperking bij het Zelfregiecentrum en zit al van jongs af aan in een rolstoel. Volgens het VN-verdrag moet de overheid ervoor zorgen dat gehandicapten overal aan mee kunnen doen. „Mensen willen wel, maar het bewustzijn ontbreekt veelal. Vaak is het onwetendheid.” Het begint volgens Eggen al bij het onderwijs. „Als je meer ondersteuning nodig hebt, is het ingewikkeld om in het reguliere onderwijs mee te komen. Mensen met een beperking hebben meer tijd nodig om de lesstof tot zich te nemen. Vaak is dat lastig. Zo kun je extra tijd krijgen voor een examen, maar soms heb je die tijd alleen al nodig om naar het aangepaste toilet te gaan als dat toevallig net aan de andere kant van het gebouw is.” In zijn schoolcarrière ervoer Eggen ook discriminatie. „Al heb ik het zelf nooit zo benoemd. Na het behalen van mijn vmbo-diploma wilde ik een opleiding in de maatschappelijke dienstverlening doen. Op meerdere scholen ben ik om allerlei redenen afgewezen. Uiteindelijk heb ik eieren voor mijn geld gekozen en een thuisstudie gedaan. Pas veel later kwam ik iemand tegen die mij uitlegde dat die scholen een passend aanbod hadden moeten doen.”

Lage balies en geldautomaten zijn onmisbaar voor mensen in een rolstoel. [foto Jan Lintsen].
Drempel
Bij het zoeken naar werk ervaren mensen met een handicap tweemaal zoveel discriminatie als mensen zonder beperking. Helma van Haalen kan daarover meepraten. De Nijmeegse werkt met behoud van uitkering bij het Zelfregiecentrum en bij een huiskamerproject voor mensen met een psychische kwetsbaarheid. Ze heeft wel meerdere keren gesolliciteerd bij een ziekenhuis, maar daar kreeg ze te horen: we willen mensen niet confronteren met zoveel leed. „Werkgevers vrezen voor extra kosten, maar het is vaak eenmalig en bovendien krijg je als werkgever subsidie als je iemand met een arbeidshandicap aanneemt.” Toen ze tijdens haar stage ergens wilde solliciteren, riep haar stagebegeleider: „Je hoeft daar niet te solliciteren. Het lukt je toch niet om binnen te komen, want er is een drempel.” Van Haalen: „Nou, de drempel was half zo hoog als bij ons thuis en daar kwam ik ook overheen. Toen ik eenmaal op sollicitatiegesprek was, was de eerste vraag die de sollicitatiecommissie stelde: hoe ben je binnengekomen? Net alsof ze niet geloofden dat ik zelf die drempel kon nemen. De tweede vraag was: hoe doe je dat met het toilet? En dat alles op zo’n toon dat het voor mij niet meer hoefde.”

Opslagplaats
Uiteindelijk kwam ze via via terecht bij de Werkgroep Integratie Gehandicapten, die later opging in het Zelfregiecentrum Nijmegen. Ze houdt zich daar onder meer bezig met de toegankelijkheid van gebouwen. „De nieuwe gebouwen zijn best oké qua bereikbaarheid. Alleen de balies zijn aan de hoge kant, dat is heel lastig als je moet pinnen. Blijkbaar houden ze alleen rekening met staande mensen. Bij oude gebouwen is het moeilijker om binnen te komen. Er zijn maar iets van vijf restaurants in Nijmegen waar een lift is of iets dergelijks om zonder problemen naar het toilet te gaan. Laatst zocht ik een tandarts in de buurt. Die zitten allemaal in oude herenhuizen en die zijn voor mij niet toegankelijk, waardoor ik toch een tandarts verderop moest zoeken.”

Invalidentoiletten die als voorraadkamer worden gebruikt, zijn een doorn in het oog van Peter Eggen. [foto Jan Lintsen].
Het zoeken naar een toilet valt ook voor Eggen niet altijd mee. „Vorig jaar nog moest ik naar het toilet in een restaurant en als ik moet, komt het ook vrij snel. Nou hadden ze daar een goed invalidentoilet, alleen het stond vol spullen. Als zo’n toilet eerst moet worden leeggemaakt, kan het al te laat zijn.” In het verkeer vindt Eggen vooral de gedeelde ruimte, waar voetgangers en fietsers zich door elkaar heen bewegen, onoverzichtelijk. „Als je blind bent of slecht ziet zoals ik, is het verkeer al ingewikkeld. Als alles zich dan ook nog door elkaar heen beweegt, kan het zomaar zijn dat je iets over het hoofd ziet.” Op de Van Schaeck Mathonsingel is hij al bijna een keer gevallen. „In het middenstuk zitten hoogteverschillen. Doordat ik geen diepte zie, heb ik ze niet in de gaten.”

Wat de bestrating betreft ergert Van Haalen zich vooral aan de vele fietsen die geparkeerd staan op de stoep, waardoor de ruimte om met een rolstoel te passeren te klein is. „Ik rijd vaak op straat omdat ik niet weet wat ik allemaal op de stoep tegenkom.” Van Haalen vindt het een probleem dat voorzieningen voor gehandicapten vaak niet onderhouden worden. „Dat is onder meer het geval bij de elektrische uitschuifplaten onder bussen. Op zich zijn deze heel handig omdat de chauffeur deze vanuit zijn zitplaats kan bedienen. Maar doordat ze onder de bus hangen komen er vaak bladeren, sneeuw en vuiligheid tussen, waardoor ze niet goed werken. Dan moet de buschauffeur alsnog uitstappen om een gehandicapte in en uit de bus te helpen.”

Sinds 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Deze wet moet mensen helpen zo lang mogelijk zelfstandig te wonen en deel te nemen aan de maatschappij. Eggen is voorzitter van de Wmo-denktank. Hierin zitten mensen die hun eigen ervaring of die van lotgenoten gebruiken om hulpverleners en beleidsmakers bewust te maken van hoe het is om een handicap of een psychische kwetsbaarheid te hebben. Eggen merkt dat het heel goed werkt wanneer hulpverleners uit eerste hand vernemen hoe iets aankomt. „Vorig jaar kwamen er bij Medipoint bijvoorbeeld klachten binnen dat mensen lang moesten wachten als ze bijvoorbeeld pech hadden met hun scootmobiel. Voordat de reparateurs aan de slag konden, moesten ze van de scootmobiel stappen en dat lukt niet iedereen. Iemand kwam toen met het idee om de reparateurs een krik in de bus mee te geven. Daarmee kan iemand in de scootmobiel blijven zitten bij het repareren van een lekke band.”


U kunt reageren op dit artikel via een e-mail naar redactie@denijmeegsestadskrant.nl