
„Nijmegen is een van de gemeentes die veel doen aan het klimaatbestendig maken van de stad”, zegt Hennie Roorda. Roorda is lid van het dagelijks bestuur bij Waterschap Rivierenland en gaat over de waterveiligheid. Zij prijst de rol van oud-wethouder Harriët Tiemens. „Ze heeft de regio op sleeptouw genomen. Andere gemeentes volgen wel, maar klimaatbestendigheid staat er iets minder hoog op de agenda. Er is veel voor nodig om een stad klimaatbestendig te krijgen; het gaat niet alleen om hogere dijken. Je moet ook denken aan het rioolstelsel en investeren in groen, heel veel groen, en dan vooral in de binnenstad. Denk bijvoorbeeld aan groene daken, maar ook water heeft een groot afkoelend vermogen. Daarmee voorkom je hittestress. In de stad kan het tot acht graden warmer kan zijn dan daarbuiten. Meer groen en water is wel kostbaar: woningen leveren veel meer op dan investeren in groen en water.”
Een voorbeeld van klimaatbestendig bouwen is het Waalfront in Nijmegen-West. Op zich voldoet de huidige waterkering met een hoogte van 15,70 meter boven NAP aan de veiligheidsnorm. Maar omdat na 2050 hogere waterstanden worden verwacht, wordt bij de bebouwing al rekening gehouden met een mogelijke waterstand van 16,70 meter boven NAP. De gebouwen worden als het ware opgehoogd. Bij bestaande bebouwing is dat ingewikkelder. Een klein deel komt daardoor buitendijks te liggen, zoals het Honigcomplex. Daar wordt de bestaande dijk met een meter verlaagd, zodat er een betere beleving van de Waal ontstaat. Overigens ligt het dan met 14,70 meter boven NAP nog steeds hoger dan de Waalkade. In dat overstroombare gedeelte komen ook twee parken.
Hittestress
Meer groen helpt niet alleen tegen hittestress, maar ook tegen wateroverlast. De overstromingen in juli in Zuid-Limburg zijn wat Roorda betreft een belangrijke waarschuwing. „Nederland is niet ingericht op zulke buien. Daarom is het belangrijk om het rioolstelsel op die heftige buien aan te passen en het water zo veel mogelijk vast te houden. Daarvoor is elk tuintje belangrijk. Tegels eruit, groen erin dus. Het lijkt een pietluttige oplossing, maar het verschil dat groene tuinen en parken maken is heel groot. Te weinig groen zorgt voor kolkende rivieren door de straten. Elk boompje houdt de stroomsnelheid een beetje tegen.”
Om mensen te stimuleren groene tuinen aan te leggen is operatie Steenbreek in gang gezet, maar juist in de versteende gebieden is het lastig om mensen mee te krijgen. „In sommige wijken komen mensen in opstand als een boom gekapt wordt, in andere wijken willen de mensen het liefst van de vallende bladeren af. Juist in de wijken waar je meer groen nodig hebt, is het niet vanzelfsprekend dat mensen ook van groen houden.”
Waar stenen liggen kan het water niet in de bodem trekken. Terwijl dat juist belangrijk is om wateroverlast maar ook droogte te voorkomen. „Water vasthouden in de bodem is goed voor het grondwater. De laatste jaren waren vrij droog, waardoor we een tekort aan grondwater kregen. Uit ons grondwater halen we weer ons drinkwater. Het is dan ook van groot belang dat we water vasthouden in plaats van het direct naar het riool af te voeren.”
Droogte
Dankzij de nabijheid van Rijn en Waal heeft het rivierengebied minder last van droogte dan de zandgronden in de Achterhoek en Noord-Brabant. Toch kampt ook de Ooijpolder met droogte. „In tijden van droogte heeft de Waal een aanzuigende werking. De rivier trekt dan grondwater weg uit de polder. Andersom werkt het ook. Als het water in de Waal heel hoog staat, dan zorgt dat voor hoge grondwaterstanden. We gaan nu met de gemeente kijken wat we hiertegen kunnen doen. In Nijmegen-Noord hebben we een vergelijkbaar probleem: daar zijn vele watergangen die meermaals droogvielen. In die slootjes zitten vissen en andere dieren. Als het water weglekt, is het slecht voor de natuur. We hebben samen met de gemeente gezorgd voor een lemen laag in de watergang, opdat het water daar niet weg kan vloeien.”

Welke rol ziet Roorda voor het waterschap in het klimaatbestendig maken van de regio? „Ik zou willen kijken welke gebieden geschikt zijn voor landbouw en waar we deze niet meer willen. Langs de rivieren kun je prima landbouw bedrijven. Het zijn robuuste kleigebieden, daar heb je voldoende water. Als het gaat om zandgronden en andere droge plekken moet je misschien zeggen: daar kan in de toekomst geen landbouw meer plaatsvinden en zoeken we met elkaar naar andere mogelijkheden. Dat zijn hele grote ruimtelijke keuzes die gemaakt moeten worden. Daar gaan wij als waterschap niet over. Ook gemeentes zijn te klein om deze keuzes te maken. Een provincie kan al wat meer beslissen. Maar wil je klimaatbestendig zijn, dan heb je een sterk rijk nodig om te bepalen wat dit betekent voor de ruimtelijke indeling. Ik denk dat bepaalde gebieden in de toekomst moeten worden gereserveerd voor waterveiligheid. Tot 2050 kunnen we het prima redden met dijkversterking, maar voor de generatie daarna is het niet genoeg. Wat doen we dan met de ruimte voor de rivieren? Reserveren we die gebieden voor waterveiligheid? Dat wil niet zeggen dat daar niets meer kan, maar wat we daar doen moet wel klimaatbestendig zijn.”